Start |Tijdspad | 1800 1900 | Fusie 1991| Huidige gebouwen | 2000 2001 2002 2003 2004,2005,2006,2007 2008 2009 2010 2011
1800 1900| Haddingestraat| Predingiussingel Diaconessenhuis| Huize Tavenier | Frieschenveen | Documenten
Het verhaal en de geschiedenis
Aan de rand van de Frieschenveense plas staat een klein huisje, in het verleden ter beschikking gesteld aan de Diaconessen van het oude Diaconessenhuis door Mevr P.A. Camphuis Vennebroek
Na haar overlijden is dit huisje eigendom van Natuurmonumenten, met als vruchtgebruikers alle medewerkers van het MartiniZiekenhuis.
1932
Al voor de Diaconessen dit huisje mochten gebruiken, hadden zij de beschikking over het landhuis
Het huisje werd de laatste jaren sporadisch gebruikt door medewerkers van het Ziekenhuis die er een dagje gingen vissen.
Aan onderhoud is de laatste 10jaar weinig of niets gedaan.
Momenteel wordt het huisje grondig opgeknapt
Hoe het huisje inde toekomst gebruikt gaat worden is nog niet duidelijk.
Bert Klok
Penningmeester PMZ
(als iemand het hele verhaal van dit huisje nog weet, zou ik dat graag hier op de site willen vermelden
Mail mij a.u.b. op info@bertklok.nl )
Ingezonden door Greet Schakel, oud medewerker (26-05-2005)
De familie bewoonde het huis Vennebroek op het landgoed met dezelfde naam te Paterswolde. Het was een van de vele adellijke huizen, die het tweelingdorp Eelde-Paterswolde telde. Landgoed en huis hebben een lange en rijke historie. Geslachten van naam hebben het bewoond.
Het huidige huis Vennebroek dateert van 1848 en werd gebouwd op de fundamenten van het huis, dat met het landgoed was gekocht door J. H. van Iddekinge en zijn echtgenote B.E.H. Polman Gruys. In 1912 kocht P. A. Camphuis Vennebroek. De handel in steenkool legde hem geen windeieren door de opkomst van de industrie en het groeiend gebruik van steenkool. Nadat Camphuis in 1907 het Friesche Veen in Paterswolde had gekocht om er in 1909 een zomerhuis te bouwen, verwierf hij in 1912 het aangrenzende Vennebroek. Heimwee van zijn tweede echtgenote naar de grote stad deed het echtpaar Camphuis in 1919 vertrekken naar Den Haag.
Zijn eerste echtgenote Hermina Kuiper was overleden op 2 februari 1914 . Bij vertrek van de ouders in 1919 vestigde zich de zoon Feico Pieter Jan Camphuis, die in dat jaar trouwde met Petronella Adriana Pierson, op Vennebroek. Naast zijn bedrijf als kolenhandelaar was Feico Camphuis ook op politiek gebied actief. In de gemeente Eelde was hij wethouder. Tijdens de 2e wereldoorlog is hij in 1942 een tijd gevangen gehouden als gijzelaar in het Brabantse Haaren. Vrijgekomen is hij werkzaamheden voor de illegaliteit gaan verrichten. Met zijn echtgenote sprak hij daar nooit over. Door verraad kwam er een eind aan. Ondergedoken in Bakkeveen, werd hij daar in 1944 gearresteerd en afgevoerd naar het concentratiekamp Neuengamme. Aan het eind van de oorlog nog naar Lübeck weggevoerd, overleed hij daar op 27 april 1945. In Eelde werd hij herbegraven.
Petronella Adriana Pierson stamde uit een predikantenfamilie. Haar vader Ds. H. J. G. Pierson was predikant geweest te Ressen bij Nijmegen, haar oom Louis Pierson predikant in de stad Groningen. Via deze oom hadden Feico en Petronella Adriana elkaar leren kennen.
Bekende leden van de familie Pierson waren Ds. Pierson, predikant-direkteur van de Heldring-gestichten in Zetten en de theoloog, letterkundige en kunsthistoricus Allard Pierson. Een aantal Piersons kwamen terecht in de handel en het bankwezen: Pierson, Heldring en Pierson. Vele jaren is mevrouw Camphuis-Pierson bestuurslid geweest van het Hervormde Diakonessenhuis in Groningen. In de gemeenteraad van Eelde zat ze na de oorlog een jaar of tien als lid van de CHU. Bijzonder was, dat ze tijdens de raadsvergaderingen altijd haar hoed ophield. Op vragen hierover maakte ze de vragenstellers duidelijk, dat het niet was uit een zekere deftigheid, maar omdat er in de vergaderingen altijd zo enorm werd gerookt en die lucht in je haar bleef hangen. Kerkelijk was zij ook zeer betrokken, jaren was zij ouderling in de Hervormde gemeente van Eelde-Paterswolde. Hoewel huis en landgoed overgingen naar Natuurmonumenten, mocht mevrouw Camphuis-Pierson er blijven wonen zo lang ze dat wenste. Op 19 februari 1994 overleed ze op Vennebroek en werd ze begraven in het familiegraf te Eelde.
Uit het boek "100 jaar Diakonessenhuis Groningen". Dat was in 1987.
Pagina 94: In 1918 wordt oop voorstel van ds. Pierson besloten bij het Friescheveen een buitenhuis te huren.Ds.Pierson had daar zelf een tijdje gewoond; de villa was eigendom van zijn zwager P.A.Camphuis. Het huis wordt steeds voor een aantal jaren gehuurd maar het gebruik loopt terug en wordt in 1930 voor het laatst gebruikt.
Vervanging: Ik citeer: in 1932 wordt in Paterswolde, eveneensbij het Friescheveen, een kleiner, maar "aardig zomerhuisje" gebouwd, waar Onze Zusters steeds kunnen zitten, bij slecht weer schuilen, thee-drinken en ook roeien, daar ons botenhuisje naar deze plek werd verplaatst.
Het verhaal is nog wat uitgebreider. Zoals je waarschijnlijk wel zult weten had vroeger de dominee in een Diakonessenhuis een grote stem in het reilen en zeilen en/of een functie in het bestuur.
Ingezonden door Johan Nieuwenhuis (15-06-2005)
Het is ongeveer drie jaar geleden dat wij met vrienden een wandeling om het Vriezenveen maakten. Op onze terugweg kwamen we bij huize Vennebroek en bekeken het schitterende huis. Op dat moment was men bezig het pand van binnen te renoveren. Er wandelde een oude mevrouw bij het huis die naar ons toe kwam. Ze vroeg ons of wij het huis mooi vonden en dat beantwoorden wij met Ja. Wij stelden toen ook de vraag of zij het huis ook mooi vond, waarop ze antwoorde jazeker want het is voor mij een grote herinnering aan mijn jeugd, want ik ben hier geboren. Zij vetelde ons dat ze een dochter was van Dhr Camphuis en zijn echtgenoote, Ze vroeg ons of we het huis van binnen wilden zien, nu dat was niet tegen dovemansoren gezegd. Binnen gekomen vertelde ze dat we niet naar boven konden in verband met werkzaamheden. Waar ze ons direcct op attent maakte was het grote glas in lood raam aan het eind van een brede gang. Hierop was afgebeeld welke families hier vroeger gewoond hadden. In de oorlog was het raam voor vernieling behoed door de boer die de naast liggende boerderij beheerde. De duitsers die in het pand zaten, wilden namenlijk dat alle ramen dicht gemetseld werden. Opvallend waren de twee kamers met mooi versierde schouwen. Buiten gekomen werd een bezoek gebracht aan het koetshuis, haar vader had hiervoor opdracht verstrekt om de wanden te voorzien van tegels en in de ramen werd geslepen glas geplaatst. Het verhaal over het bewuste huisje, zoals ze ons vetelde, had die aanvankelijk dienst gedaan als tramhuisje in Glimmen. Toen de tramlijn werd opgeheven is het huisje aangekocht door Dhr. Camphuis, welke deze heeft laten plaatsen aan de rand van of in het Vriezenveen. Bij leven had hij altijd gezegd dat na zijn dood het huisje geplaatst moest worden in de tuin van de Borg Verhildersum in Leens. En zij vertelde er zelfs bij dat in de zomermaanden er een foto van Dhr. Camphuis in het huisje hangt. Wat betreft het Vriezenveen en het restaurant aan de Meerweg, moet dat vroeger ook eiendom van de familie Camphuis zijn geweest. Haar vader had het meer en het restaurant verpacht, en de pachter diende jaarlijks een som geld af te leveren bij Dhr. Camphuis. Ze kon hier zo mooi het volgende over vertellen. Haar broer was op de kwade gadachte gekomen, om de drankfles met jenever om te ruilen voor eenzelfde fles maar dan gevuld met water. Toen Dhr, Camphuis de pachter vroeg of hij nog even mee ging in huis voor het drinken van een borreltje, werd na het eerste slokje gezegd '' Mijnheer Camphuis " wat heeft deze borrel toch een rare smaak. Nadat hij het zelf proefde, wist hij wel zeker dat zijn zoon de fles verwisseld had. Van zijn zakgeld moest hij een nieuwe fles drank kopen en deze afgeven bij die pachter en zijn excuus maken voor hetgeen hij had gedaan. Overigens is de kwajongen met zijn vader in de outo naar een winkel geweest om daar de drank te kopen, waarna ook naar het adres van de pachter gereden is. Pa Camphuis wilde er zeker van zijn dat het zo zou gebeuren, als hij tegen zijn zoon had gezegd. Over het andere huis waar de zusters Diaconessen zomers vertoefden, kon men daar in de winter niet zijn daar het huis enkelsteens was opgetrokken en dus ook niet geisoleerd. Van Huize Vennebroek en de Fam. Camphuis is een boekje uitgegeven die in de bibliotheek te Groningen opgevraagd kan worden. Mevr. Camphuis woonde in Haren, ik weet niet of ze getrouwd was, zoja dan zou ze met een andere naam in het telefoonboek staan, als ze tenminste nog in leven is.
Groeten Johan Nieuwenhuis
|
||